Keep - Fringilla montifringilla
Man
Vrouw
Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van 'onze gewone' vink. In Nederland broeden jaarlijks enkele kepen, maar om meer dan drie tot vijf paren lijkt het niet te gaan. Hoe anders is het in Fenno-Scandinavië, waar de keep een van de talrijkste broedvogels is. In de winter verblijven grote aantallen Scandinavische kepen in Nederland. Vinken en kepen houden zich 's winters vaak op in gemengde groepen. Ze kunnen gemakkelijk worden waargenomen in beukenbossen, waar ze de afgevallen beukennootjes eten.
Herkenning
Kepen zijn net zo groot als vinken, maar vallen vooral op door de combinatie van witte buik en oranje borst en vleugeldekveren. Daarnaast zitten er ronde donkere vlekken op de flanken en heeft hij een gele snavel met een zwart puntje (behalve in broedkleed). Bij het opvliegen is de witte stuit opvallend. In zomerkleed hebben mannetjes een ongetekend oranje keel en borst en een glanzend blauwzwarte kop en mantel. Vrouwtjes hebben slechts een oranje tint op de borst en hebben een bruingrijze kop. In de winter hebben mannetjes lichte, roestbeige zomen aan de zwarte veren waardoor ze een nogal bont uiterlijk krijgen.
Geluid
Omdat kepen in Nederland niet vaak zingend te horen zijn, is de roep veel bekender in Nederland; het is een nasaal, karakteristiek, iets stijgend "kè-èèhhp". Roept in vlucht "kup-kup". De zang van de keep is een monotoon, grof zoemend "zzziiihh", en lijkt wel wat op de zang van de groenling.
Bron: Vogelbescherming Nederland